RASSTANDAARD
Zwitserse Witte Herder
Nummer. 347 / 18-12-2002
Nederlands
ZWITSERSE WITTE HERDERSHOND
(Berger Blanc Suisse – White Swiss Shepherd Dog)
Oorsprong en datum van publicatie van de huidige rasstandaard:
FCI erkende rasstandaard van18 december 2002. Internationaal
aangenomen op 1 januari 2003.
Definitief erkend mei
2011
Nederlandse vertaling vanuit de originele Franse versie: Ruut
Tilstra, Jan de Gids
LAND VAN OORSPRONG: Zwitserland
Datum van Publicatie van de geldende originele standaard: 26-11-2002
Gebruiksdoel:
Familie- en gebruikshond met uitgesproken liefde voor
kinderen, een oplettende waker, een opgewekte en gemakkelijk lerende
werkhond.
Classificatie F.C.I. : Rasgroep 1. Herdershonden en veedrijvers (met
uitsluiting van de Zwitserse Sennenhonden). Geen werkproef.
Algemene verschijning:
Een krachtige, goed bespierde middelgrote stok- of langstokharige
herdershond met staande oren, van rechthoekig formaat, middelzwaar
beendergestel en een elegant en harmonieus silhouet.
Belangrijke verhouding/formaat:
- Middellang rechthoekig formaat. De verhouding van de
lichaamslengte (gemeten vanaf het borstbeen tot het zitbeen) en de
schofthoogte bedraagt 12 : 10.
De afstand van de stop tot aan de neusspiegel overtreft die van de
stop tot aan de achterhoofdsknobbel in geringe mate.
Gedrag en karakter:
Temperamentvol zonder nervositeit, opmerkzaam en waakzaam, soms
enigszins gereserveerd tegenover vreemden, echter nooit angstig of
agressief.
EXTERIEUR
Hoofd:
Krachtig, droog en slank besneden, in goede
verhouding tot het lichaam staand.
Van boven en opzij gezien wigvormig.
Bovenbelijning van schedel en snuit lopen evenwijdig.
Schedel:
Schedel: Flauw gewelfd, met nauwelijks aanwezige middengroef.
Stop: Zacht verlopend, doch duidelijk zichtbaar.
Gezicht:
Neusspiegel: middelgroot. Zwart gewenst, een
lichtere neus en/of een wisselneus is toegestaan.
Snuit: Krachtig en middellang in verhouding tot de schedel. Neusrug
en onderkaakbelijning zijn recht, naar de neus toe licht
samenlopend.
Lippen: Strak, goed gesloten, bij voorkeur zo zwart mogelijk.
Gebit: Krachtig en volledig schaargebit, waarbij de tanden loodrecht
in de kaak moeten staan.
Ogen: Middelgroot, amandelvormig, licht schuin geplaatst. De kleur
is donkerbruin tot zwart, goed aanliggende oogranden bij voorkeur
zwart.
Oren: Hoog aangezette, goed rechtop gedragen evenwijdig en goed naar
vorengerichte grote staande oren in de vorm van een langgerekte van
boven licht afgeronde driehoek
Hals:
Middellang en goed gespierd, harmonieus verlopend
in het lichaam, zonder keelhuid; de elegante neklijn verloopt zonder
onderbreking vanaf het matig hoog gedragen hoofd tot de schoft.
Lichaam:
Krachtig, goed bespierd, middellang.
Schoft: Benadrukt.
Rug: Horizontaal, vast.
Lendenen: Sterk bespierd.
Kruis: Lang en van gemiddelde breedte, vanaf de aanzet helt hij
geleidelijk naar de staartwortel.
Borst: Niet te breed, diep tot aan de ellebogen reikend, hij beslaat
ongeveer de halve schofthoogte.
Ovale en ver naar achter reikende borstkas. Duidelijke voorborst.
Buik en flanken: Slanke, stevige flanken. De buiklijn verloopt licht
naar boven.
Staart:
Rondom vol behaarde sabelstaart die naar de punt toe smaller wordt.
Nogal laag aangezet en tenminste reikend tot aan het spronggewricht,
in rust hangend of het onderste eenderde deel licht opgebogen, als
de hond alert is wordt hij hoger gedragen, maar nooit hoger dan de
ruglijn.
Ledematen:
Krachtig, pezig,
middelzwaar
Voorhand:
In front gezien recht en
matig breed, van opzij gezien goed gehoekt.
Schouder:
Lang en goed schuin
gesteld schouderblad, goede hoeking, de gehele schouderpartij goed
gespierd.
Opperarm:
Voldoende lang, sterk
bespierd.
Ellebogen:
Goed aangesloten.
Onderarm:
lang, recht en droog.
Middenvoorvoet:
Stevig en licht
schuin gesteld.
Achterhand: Van achter gezien recht
en evenwijdig, niet te breed staand, van opzij gezien goed gehoekt.
Dijbeen:
Middellang met sterke
bespiering.
Onderbeen:
Middellang, schuin
gesteld met stevige botten en goed bespierd.
Spronggewicht:
Krachtig, goed
gehoekt.
Middenachtervoet:
Middellang, recht
en pezig. Wolfsklauwtjes moeten verwijderd (met uitzondering in die
landen waar verwijdering van de wolfsklauwtjes verboden is).
Voeten:
Ovaal, achter iets langer
dan voor, tenen dicht sluitend en goed gewelfd. Stevige, zwarte
voetzolen; donkere nagels gewenst
Gangwerk:
Regelmatige gangen, vrij
en volhardend: lange passen en krachtige stuwing; tijdens de draf is
de beweging uitgrijpend en vlot.
Huid:
Zonder rimpelvorming en
donker gepigmenteerd.
Vacht:
Middellang, dicht, goed
aanliggend stok- of langstokhaar, overvloedige ondervacht, dichte
rechte dekvacht, recht stekelhaar. Snuit, gezicht, oren en voorzijde
van de benen zijn wat korter behaard, nek en achterzijde van de
benen zijn iets langer behaard. Licht golvend maar hard haar is
toegestaan.
Kleur: Wit.
Maat en gewicht:
schofthoogte en gewicht:
Reuen: 60-66 cm - ca.30-40 kg.
Teven: 55-61 cm - ca. 25-35 kg.
Rastypische honden mogen wegens een lichte onder- of bovenmaat niet
worden gediskwalificeerd
Fouten:
Elke afwijking van voorgenoemde punten is als fout
te beschouwen waarvan waardering in verhouding staat tot de mate van
afwijking.
Lichte fouten:
- Lichte wildkleur (zwakke gelige of bruinrode gloed) aan oorpunten,
rug of op de staart.
- Vlekkerig pigmentverlies op de neus, lipranden en/of oogranden.
Zware fouten:
- Plompe verschijning, vierkant gebouwd (te kort).
- Onvoldoende geslachtskenmerken bij reuen en teven.
- Het ontbreken van meerdere gebitselementen dan ten hoogste twee
P1. De M3 wordt buiten beschouwing gelaten
- Hangoren, tiporen, knoporen.
- Sterk aflopende ruglijn.
- Ringstaart, knikstaart, haakstaart, op de rug gedragen staart.
- Zacht dekhaar, zijdeachtig, wollig, gekruld, niet goed tegen het
lichaam aanliggend haar; uitgesproken langhaar zonder ondervacht.
- duidelijke wildkleur (geelachtige of bruinrode gloed) aan
oorpunten, rug en bovenzijde staart.
Diskwalificerende fouten:
- Angstige honden, agressieve honden.
- Eén of beide ogen blauw, uitpuilende ogen.
- Entropion, ectropion, uitpuilend oog.
- Ondervoorbeet, bovenvoorbeet, scheefstaande snijtanden.
- Volledig pigmentverlies van de neusspiegel, lipranden en/of
oogranden.
- Volledig pigmentverlies van de huid en voetzolen.
- Albinisme.
N.B. Reuen moeten in het bezit zijn van twee normaal ontwikkelde
testikels, die volledig zijn ingedaald in het scrotum.
|